Keuringsreglement Vereniging OMS (versie 2016)

1. Keuring vindt plaats conform de meest recente "Beoordelings- en keuringseisen" zoals die zijn vastgelegd op basis van de officiële "rasbeschrijving van het Mergellandschaap".

Gekeurd wordt naar:

a. 20 beoordelingscriteria waarvoor maximaal 5 punten per onderdeel kunnen worden toegekend (categorie A t/m F van de Beoordelings- en keuringseisen).

b. Niet gewenste eigenschappen, waarvoor punten kunnen worden afgetrokken of waarvoor directe afkeuring van het dier kan volgen (categorie G).

c. Facultatieve eigenschappen welke slechts worden vermeld op het keuringsformulier (categorie H).

2. Keuring vindt plaats door tenminste twee door de vereniging benoemde keurmeesters, niet zijnde de eigenaar van het betrokken dier. In uitzonderingsgevallen kan de keuringscommissie hiervan afwijken.

3.1 Lammeren geboren voor 1/7 worden gekeurd in het najaar van het geboortejaar. Lammeren geboren na 1/7 worden gekeurd in het daaropvolgende kalenderjaar.

3.2 De keuringscommissie kan van de genoemde keuringsperioden afwijken (zo nodig met bijstelling van bepaalde keuringsnormen).

4.1 De Keuringscommissie bepaalt tijdstip en plaats van keuring van jonge en anderhalf jarige rammen, bij voorkeur voorafgaand aan het gangbare dekseizoen en zo veel mogelijk aaneengesloten. Indien daartoe dringende redenen bestaan, kan het bestuur besluiten om de keuring van individuele rammen op een andere plaats en tijd te doen plaatsvinden.

4.2 Deelname is uitsluitend toegestaan met tijdig ingeschreven dieren.

4.3 Inschrijving en deelname voor stamboekkeuring is uitsluitend toegestaan voor rammen, die op grond van de stamboekreglementen opgenomen kunnen worden in het Stamboek (cat.3).

4.4.a. Per vaderdier mogen per eigenaar per keuringsseizoen (1 juli tem 30 juni) maximaal 2 mannelijke nakomelingen ter keuring worden aangeboden. Het aanbieden van meer dan 1 ram per keurjaar uit dezelfde vader- moedercombinatie (volle broers) is niet toegestaan.

4.4.b. Per vaderdier mogen over alle keurjaren totaal maximaal 6 mannelijke nakomelingen ter keuring worden aangeboden. De keuringscommissie is bevoegd in individuele gevallen ontheffing te verlenen op het levenstotaal van 6 gekeurde mannelijke nakomelingen.

4.4.c. De keuringscommissie is bevoegd ter voorkoming van inteelt of andere zwaarwegende redenen ter eerste of tweede keuring aangeboden rammen te weigeren voor keuring.

4.5 De eigenaar van de dieren dient ervoor te zorgen, dat de dieren goed en uniek geïdentificeerd zijn. Bij twijfel omtrent de juistheid van de afstamming van een voor keuring aangeboden dier, is de keuringscommissie bevoegd het dier te weigeren voor keuring en stamboekregistratie.

4.6 Het te keuren dier dient een goed verzorgde indruk te maken. Het moet schoon zijn, ontwormd, vrij van parasieten (bijv. schapenluisvlieg) en de pootjes dienen goed verzorgd te zijn.

4.7 De eigenaar van de dieren is gehouden, instructies inzake hoefontsmetting, plaatsing etc. nauwkeurig op te volgen.

4.8 Dieren worden in geval van een centrale keuring t.b.v. de keuringsring ingedeeld in rubrieken op basis van geslacht, leeftijd en eenling/ meerling.

4.9 De kampioensram van enig keurseizoen wordt aan het einde van dat seizoen aangewezen door de Keuringscommissie uit de groep gekeurde jonge rammen die behoren tot de rammen met het hoogste aantal behaalde punten tijdens de individuele keuring plus de rammen met 1 of 2 punten minder dan het hoogste aantal punten. Bij gelijk aantal punten hebben witte dieren voorrang op de zwarte dieren.

4.10 Deelname aan en het bezoeken van centrale keuringen geschiedt op eigen risico.

5.1 De Keuringscommissie bepaalt tijdstip en plaats van keuring van ooien, bij voorkeur vanaf de eerste zaterdag van oktober bij de eigenaar thuis en zo veel mogelijk aaneengesloten, mits de dieren aanwezig zijn in het door het bestuur van de vereniging aangegeven werkgebied.

5.2 Keuringen buiten het werkgebied van de vereniging zijn slechts mogelijk onder bepaalde door het bestuur vastgestelde voorwaarden.

5.3 Betrokken leden worden tijdig op de hoogte gesteld van de datum van keuring, vermoedelijk tijdstip en plaats.

5.4 Mocht een afspraak om welke reden dan ook niet door kunnen gaan, dan is betrokkene gehouden dit tijdig te laten weten.

5.5 De eigenaar van de dieren dient ervoor te zorgen, dat de dieren opgestald of opgekraald zijn en goed geïdentificeerd zijn. Tijdens keuring hoort de keuringsopgave en de stallijst aanwezig te zijn op de plaats van de keuring ter inzage van de keurmeesters.

5.6 Bij twijfel omtrent de juistheid van de afstamming van een voor keuring aangeboden dier, is de keuringscommissie bevoegd het dier in een lager register te doen opnemen door het stamboeksecretariaat volgens de daarvoor geldende regels.

5.7 De eigenaar dient ervoor te zorgen dat de keuring vlot kan verlopen.

5.8 Aanwijzing van de kampioensooi vindt plaats door de keuringscommissie uit de groep eerste - keuringsooien met het hoogste puntentotaal. Hierbij zal een wit dier steeds voorrang hebben t.o.v. een zwart dier.

6. De eigenaar is de vereniging een zeker bedrag verschuldigd voor de keuring.

7. De eigenaar ontvangt van het stamboeksecretariaat eenmaal per jaar een certificaat per in dat jaar gekeurde dier met daarop het keuringsresultaat en de afstammingsgegevens.

8. Beroep inzake afkeuring van rammen of ooien of weigering tot (her)keuring van rammen dient aangetekend te worden bij het bestuur van de vereniging. Het bestuur neemt binnen de twee maanden na aantekening van het beroep een besluit over een afkeuring of weigering tot (her)keuring. Indien het bestuur besluit dat een dier dient te worden herkeurd, komt de uitslag van de herkeuring in beroep in plaats van het oorspronkelijke keuringsresultaat. De uitslag van de herkeuring is bindend. Beroep bij andere keuringen is niet mogelijk.

9. Zaken waarin het keuringsreglement niet voorziet worden uitsluitend bij meerderheid van stemmen beslist door de keuringscommissie.