De kop is lang en smal. Zowel ooien als rammen zijn hoornloos. De neuslijn is convex, de neusrug hoekig. De convex loopt in een vloeiende lijn van de neusspiegel tot net voorbij de ooglijn. De kop is frontaal gezien wigvormig. De neusspiegel is steeds zwart gepigmenteerd. De oren zijn middelgroot, goed ingeplant en staan horizontaal of iets omhoog. De oorschelp wijst naar voren. De onderkaak is goed ontwikkeld.

De kop is bij de rammen zwaarder dan bij ooien. Alle vlekkenpatronen tussen bruin, bruin- rood en zwart op een lichte achtergrond zijn toegestaan, evenals voskleurige koppen; ‘voes- köp’. ‘Sprekende koppen’ hebben de voorkeur. Geheel witte of zwarte koppen en symmetrisch gekleurde vlekkenpatronen zijn niet gewenst. Kuifjes ( d.w.z. wolgroei vanaf de oren naar voren ) en sterke bewolde wangen zijn niet toegestaan. De ogen zijn bruin- of groenachtig van kleur. Volledig zwarte dieren zijn wel toegestaan.