Keuringsreglement Vereniging Oos Mergellandsjaop (OMs)

Artikel 1. Algemene criteria van de keuring

1.1. Exterieurkeuring vindt plaats conform de meest recente “Beoordelings- en keuringseisen” zoals die zijn vastgelegd op basis van de officiële “Rasbeschrijving van het Mergellandschaap”.

1.2. Keuring vindt plaats op basis van een tijdig verzoek daartoe van de houder met opgave van de gegevens van de dieren die de houder wenst te laten keuren.
 
1.3. Gekeurd wordt naar:
a. 20 beoordelingscriteria, waarvoor maximaal 5 punten per onderdeel kunnen worden toegekend (hoofdonderdelen A t/m F van de ‘Beoordelings- en keuringseisen’).
b. Niet gewenste eigenschappen, waarvoor punten kunnen worden afgetrokken of waarvoor directe afkeuring van het dier kan volgen.
c. Facultatieve eigenschappen, zoals kraag, manen, voeskop en zwarte wol welke worden vermeld op het keuringsformulier.
d. Voor opname in de aanvullende sectie Kuddeschaap worden ooien globaal gekeurd (‘doorloop keuring’).

Artikel 2. Het keuren

2.1. Keuring vindt plaats door tenminste 2 door de vereniging benoemde keurmeesters, niet zijnde de eigenaar of houder van het betrokken dier. In uitzonderingsgevallen kan de Keuringscommissie hiervan afwijken.
 
2.2. Lammeren geboren vóór 1 juli worden gekeurd in het najaar van het geboortejaar. Lammeren geboren ná 1 juli worden gekeurd in het najaar van het daaropvolgende kalenderjaar.
 
2.3. In afwijking van artikel 2.2 kan een houder ervoor kiezen om ooilammeren geboren vóór 1 juli te laten keuren in het najaar van het kalenderjaar volgend op het geboortejaar (ca. 1,5-jarige leeftijd), mits de houder er tevens voor kiest om alle in dat jaar geboren ooilammeren een jaar later te laten keuren.

Artikel 3. Het keuren van ooien

3.1. De Keuringscommissie bepaalt tijdstip en plaats van keuring van ooien, bij voorkeur vanaf de eerste zaterdag van oktober bij de houder thuis en zo veel mogelijk aaneengesloten, mits de dieren aanwezig zijn in het door het bestuur van de vereniging aangegeven kernwerkgebied.

3.2. De Keuringscommissie kan van de genoemde keuringsperioden afwijken (zo nodig met bijstelling van bepaalde keuringsnormen).

Artikel 4. Het keuren van rammen

4.1. De Keuringscommissie bepaalt tijdstip en plaats van keuring van jonge en anderhalf jarige rammen, bij voorkeur voorafgaand aan het gangbare dekseizoen en zo veel mogelijk aaneengesloten.
 
4.2. Inschrijving en deelname voor stamboekkeuring is uitsluitend toegestaan voor rammen die op grond van het stamboekreglement na goedkeuring opgenomen kunnen worden in de hoofdsectieklasse Stamboek.
 
4.3. Ter voorkoming van inteelt of andere zwaarwegende redenen is de Keuringscommissie bevoegd:
a. af te wijken van het bepaalde in 4.2 in het kader van door de vereniging ondersteunde fokprogramma’s om inteelt te beperken of het ras te verbeteren.
b. ter eerste of tweede keuring aangeboden rammen te weigeren voor keuring.
 
4.4. Aantal mannelijke nakomelingen per vaderdier:
a. Per vaderdier mogen per keuringsseizoen (1 juli tem 30 juni) maximaal 2 mannelijke nakomelingen ter eerste keuring worden aangeboden. Het aanbieden van meer dan 1 ram per keurjaar uit dezelfde vader- moedercombinatie (volle broers) is niet toegestaan.
b. Per vaderdier mogen over alle keurjaren in totaal maximaal 4 mannelijke nakomelingen ter eerste keuring worden aangeboden.
c. De keuringscommissie is bevoegd in individuele gevallen ontheffing te verlenen op het levenstotaal van 4 goedgekeurde mannelijke nakomelingen.
d.1. Fokkers die in eenzelfde dekseizoen gebruik maken van dezelfde dekram, dienen in onderlinge overeenstemming te besluiten welke mannelijke nakomelingen van deze dekram ter keuring worden aangeboden om te voldoen aan de voorwaarden van het maximaal toegestane aantal te keuren zonen in lid a. en b. van dit artikel.
d.2. Indien de fokkers onderling geen selectie van de te keuren ramlammeren kunnen of willen maken, dienen zij deze lammeren op het moment van keuring op één plek samen te brengen, opdat de selectie kan worden uitgevoerd door de ter plaatse aanwezige keurmeesters.
e. Indien de Keuringscommissie na afloop van enig keurseizoen constateert dat van een vaderdier meer mannelijke nakomelingen zijn gekeurd dan op grond van dit reglement is toegestaan, besluit de Keuringscommissie van welke te veel gekeurde rammen de keuringsresultaten worden doorgehaald in de stamboekadministratie.

Artikel 5. Praktische organisatie van de keuring

5.1. De eigenaar van de dieren dient ervoor te zorgen, dat de dieren opgestald of opgekraald zijn.
 
5.2. Het te keuren dier dient een goed verzorgde indruk te maken. Het moet schoon zijn, vrij van ectoparasieten (bijv. schapenluisvlieg) en de pootjes dienen goed verzorgd te zijn.
 
5.3. De houder dient ervoor te zorgen dat de keuring vlot en veilig kan verlopen.
 
5.4. Betrokken houders worden tijdig op de hoogte gesteld van de datum van keuring, vermoedelijk tijdstip en plaats.
 
5.5. Mocht een afspraak om welke reden dan ook niet door kunnen gaan, dan is betrokkene gehouden dit tijdig te laten weten.
 
5.6. centrale keuring:
a. De houder van de dieren is bij een centrale keuring gehouden instructies inzake hoefontsmetting, plaatsing etc. nauwkeurig op te volgen. 
b. Dieren worden in geval van een centrale keuring t.b.v. de keuringsring ingedeeld in rubrieken op basis van geslacht, leeftijd en eenling/ meerling.
c. Deelname aan en het bezoeken van centrale keuringen geschiedt op eigen risico.
 
5.7 Identificatie tijdens keuring:
a. Tijdens de keuring hoort de keuringsopgave en de stallijst aanwezig te zijn op de plaats van de keuring ter inzage van de keurmeesters.
b. De houder van de dieren dient ervoor te zorgen dat de dieren goed en uniek geïdentificeerd zijn.
c. Bij twijfel omtrent de juistheid van de afstamming van een voor keuring aangeboden dier, is de keuringscommissie bevoegd het dier:
– te weigeren voor keuring en registratie in de klasse Stamboek;
– in een lagere klasse volgens de geldende afstammingstabel te doen opnemen;
– bij dieren in de aanvullende sectie deze dieren niet op te nemen in de registers van de vereniging.

Artikel 6. Aanwijzing kampioen

6.1. De kampioensrammen (kampioensram wit, resp. kampioensram zwart) van enig keurseizoen worden aangewezen door de Keuringscommissie uit de groep gekeurde eerstejaars witte resp. eerstejaars zwarte rammen, die behoren tot de rammen met het hoogste aantal behaalde punten tijdens de individuele keuring plus de rammen met 1 of 2 punten minder dan het hoogste aantal punten.
 
6.2.  Aanwijzing van de kampioensooien (kampioensooi wit, resp. kampioensooi zwart) vindt plaats door de Keuringscommissie uit de groep witte eerste-keuringsooien, resp. uit de groep zwarte eerste-keuringsooien met het hoogste puntentotaal.
 
6.3.  Alleen dieren van houders die tijdens de keuring lid zijn van de vereniging OMs komen voor het predicaat kampioensram of kampioensooi of enig ander predicaat van verenigingswege in aanmerking.

Artikel 7. Kosten

7.1. Voor keuringen en eventuele andere diensten van de vereniging rondom het keuren worden kosten doorgerekend aan de houder. De standaardtarieven worden vastgesteld door de algemene ledenvergadering.
 
7.2. In de navolgende gevallen kan het bestuur voor keuringen en de levering van eventueel hierbij komende diensten een afwijkend tarief in rekening brengen. De kosten worden per geval berekend op basis van verifieerbare factoren zoals reisafstand, belkosten en tijdsinvestering. Kosten en eventuele bijkomende voorwaarden worden voorafgaand aan het leveren van de betreffende diensten aan de houder meegedeeld:
a. Keuringstarieven voor niet-leden.
b. (extra) reiskosten voor keuringen buiten het kernwerkgebied van de vereniging, waarbij het kernwerkgebied is gedefinieerd als het gebied binnen een straal van 100 km van Gronsveld, Zuid-Limburg.
c. in geval van ter keuring aangeboden schapen die niet in het stamboek blijken voor te komen of niet tijdig en/of onvolledig zijn opgegeven ter keuring.
d. voor het opvragen van een duplicaat van een afstammings- en keurbewijs en/of zoötechnisch certificaat.

Artikel 8. Overige bepalingen

8.1. De houder ontvangt van het stamboeksecretariaat op verzoek eenmalig een afstammingsbewijs per in het betreffende jaar ingeschreven, resp. gekeurd dier met daarop de afstammingsgegevens resp. het keuringsresultaat.
 
8.2.  Beroep inzake afkeuring van rammen of ooien of weigering tot (her)keuring van rammen dient aangetekend te worden bij het bestuur van de vereniging. Het bestuur neemt binnen twee maanden na aantekening van het beroep een besluit over een afkeuring of weigering tot (her)keuring. Indien het bestuur besluit dat een dier dient te worden herkeurd, komt de uitslag van de herkeuring in beroep in plaats van het oorspronkelijke keuringsresultaat en de uitslag van de herkeuring is bindend. Beroep bij andere keuringen is niet mogelijk.
 
8.3. Zaken waarin het keuringsreglement niet voorziet worden uitsluitend bij meerderheid van stemmen beslist door de Keuringscommissie. Indien de Keuringscommissie bestaat uit een even aantal leden en de stemming over enige kwestie staakt, heeft de voorzitter van de Keuringscommissie een doorslaggevende stem.

Onverbindend concept 11 augustus 2024. Dit reglement is in bewerking en wordt aangepast aan de nieuwe landelijke regelgeving.

Scroll naar boven