Het Mergellandschaap is hoornloos en heeft een ranke bouw, lange sluike witte wol met op kop en poten een bruin, zwartbruin of zwart vlekkenpatroon. De grilligheid van het vlekkenpatroon ontwikkelt zich met de leeftijd. Incidenteel zijn er geheel zwarte schapen.
Algemeen voorkomen
Het Mergellandschaap is een groot landrasschaap zonder hoorns. Kenmerkend voor het Mergellandschaap is de lange, slichte wol (ook wel sluik genoemd). De meeste schapen zijn wit en hebben grillige bruine, zwarte of bruin-zwarte vlekken op de kop en poten. Incidenteel komen geheel zwarte Mergellandschapen voor.
Mergellandschapen hebben een smalle, lange romp. Vergeleken met veel andere schapenrassen, staan ze vrij hoog op de poten. Volwassen ooien (vanaf 2,5 jaar) hebben bij voorkeur een schofthoogte van 67 centimeter of hoger. Volwassen rammen hebben bij voorkeur een schofthoogte van 72 centimeter of hoger. Rammen wegen gemiddeld rond de 60 kg.
Kleurtekening
Het meest voorkomend zijn Mergellandschapen met egaal witte wol. Op de kop en poten hebben deze schapen idealiter onregelmatig gevormde vlekken in bruin, zwart of bruinzwart. Witte lammeren hebben bij de geboorte vaak een bruine vlek in de nek en een bruine staartpunt. Deze vlekken moeten verdwijnen bij het ouder worden. Zwarte Mergellandschapen zijn niet gevlekt. De kop en poten hebben een egale, diepzwarte kleur. De wol is zwart maar krijgt aan de uiteinden soms een bruinachtige kleur. Na één of enkele jaren verkleurt de wol naar zilvergrijs of bruinzwart. Dit is pigmentverlies van de wol. De zwarte kleur vererft niet dominant. De Voeskop is een zeer zeldzame kleurslag. Dit schaap heeft witte wol met vaak een lichtbruine of crèmige gekleurde kraag. De kop en poten zijn egaal, helder-roodbruin gekleurd.
Kop
De kop is lang, smal en hoornloos. Vanaf de voorkant gezien is de vorm wigvormig en de neusrug hoekig. De neusspiegel is zwart of zwartgrijs gepigmenteerd. De oren zijn middelgroot en staan horizontaal of iets omhoog. De oorschelp wijst naar voren.
Gezien vanaf de zijkant loopt de neuslijn in een vloeiende, gebogen lijn van de neusspiegel tot net voorbij de ooglijn (convex).
Voorhand, middenhand en achterstel
Mergellandschapen hebben een smalle hals die enigszins is opgericht. De schouders sluiten langs de voorzijde goed aan op het lijf. Aan de achterkant van de schouders moet wel ruimte zijn.
De rug is recht en loopt horizontaal. De opgeheven kop, hals en rug vormen een Z-lijn.
De romp is lang en smal maar moet voldoende bespierd zijn. De borstomvang is ovaal en de middenhand wigvormig. De wervelkolom is goed voelbaar. De staart reikt tot aan de hak of nog iets verder. De staartwol is egaal wit of – bij zwarte Mergellandschapen – zwart. Enkele gekleurde vezels zijn toegestaan. De staart mag een lichte krul hebben.
Beenwerk
De poten zijn slank, pezig en droog. Het laatste wil zeggen dat bij het betasten geen vocht- of vetophopingen voelbaar zijn. De achterpoten zijn steviger ontwikkeld dan de voorpoten en hebben een goed ontwikkelde hak. De koten zijn eveneens goed ontwikkeld, middellang en krachtig.
Door hun slanke pootjes en ranke bouw kan het Mergellandschaap goed overweg met steile hellingen en onregelmatige terreinen. Mergellandschapen kunnen ook heel goed op hun achterpoten staan. Ze doen dit bijvoorbeeld om laaghangende vruchten en bladeren uit een boom of struik te eten. De hoefjes zijn volledig zwart.
Beharing en vacht
De wol is gelijkmatig, lang en sluik. Lamswol is gemiddeld 17 centimeter lang, langer komt veelvuldig voor en geldt als fraai. De lange wol mag een lichte golving vertonen maar zogenaamde kurkentrekkers of laddertjes zijn ongewenst. Ook kroes-effect is ongewenst. Goede sluike wol creëert een scheiding over de wervelkolom. De wol moet ‘los’ en ‘gestapeld’ zijn. Een compacte vacht die neigt tot vervilten en kempharen (dik, stug witgekleurd haar in de wol) zijn beide niet gewenst. Kraag en manen worden als fraai gewaardeerd maar zijn geen plicht. De Mergellander heeft buikwol. De uiers en balzak kunnen behaard zijn maar wol is hier niet gewenst. De kop (aangezicht) en de poten zijn behaard, maar zonder wol. Dus geen wol vóór de oorlijn, op wangen en/of poten.
Karakter
Het Mergellandschaap heeft een rustig en gemakkelijk karakter. Ze zijn meestal goed benaderbaar en vinden het fijn om te worden geaaid. Dit maakt ze geschikt om te houden op plekken waar geregeld contact is met mensen.
Vruchtbaarheid
Bij ooien kan de bronst al vanaf augustus optreden. Rammen dekken in het najaar, meestal vanaf oktober. Het Mergellandschaap geeft weinig problemen bij het aflammeren. Een volwassen ooi krijgt meestal twee lammeren. Soms lammeren Mergellandschapen rechtstaande zoals hun wilde soortgenoten. Het vruchtvlies breekt dan makkelijker door de val van de lammeren. Het geboortegewicht van lammeren varieert van 3,5 tot 5 kg.
Vroeg in het jaar geboren ooilammeren kunnen in hun eerste levensjaar al worden gedekt. Veel leden van OMs wachten tot hun ooien zich verder hebben ontwikkeld. Zij laten hun ooien pas in het tweede levensjaar dekken.
Herkomst
Het Mergellandschaap kan leven van een relatief sober rantsoen. Van oudsher werden ze vooral ingezet voor de begrazing van de schrale, heuvelachtige kalkgraslanden in Zuid-Limburg. Ook holle wegen en braakliggende akkers werden vroeger door Mergellandschapen begraasd.
Tegenwoordig worden Mergellandschapen veel ingezet bij het beheer van natuurgebieden maar ze zijn ook geschikt voor het beweiden van een huisweide of boomgaard.
Mergellandschapen vertonen een goed kuddegedrag.
Ongewenste eigenschappen
Haar op ongewenste plek: Kuifje op het voorhoofd, wol op uier, wol op balzak.
Hoorntjes: De ooi is hoornloos, bij rammen tref je soms een primaire aanzet aan. Deze mag niet resulteren in hoorntjes.
Over- of onderbeet: Een over- of onderbeet; respectievelijk varkens- of snoekbek genoemd.
Kleur: Geheel witte koppen en symmetrische vlekkenpatronen. Evenals een onregelmatig vlekkenpatroon op een grijze ondergrond. Egaal gekleurde poten zonder vlekken zijn ongewenst.